written by
Tom

“De toekomst van de Vlaamse sportclub” in gesprek met professor Annick Willem

Een verfrissende blik op de uitdagingen van morgen 1 min

Professor Annick Willem pleit al jaren voor een verdere professionalisering van ons versnipperde Vlaamse sportlandschap. Sportclubs moeten volgens haar niet alleen meer focussen op sterkere management- en beleidsstructuren, maar ook innovatiever, creatiever en opener denken. Een boeiend gesprek over de toekomst van de Vlaamse sportclub...

Het versnipperd Vlaams sportlandschap

Ons Vlaamse sportlandschap is historisch erg versnipperd. Er is niet alleen de opsplitsing tussen het federale, Vlaamse en Waalse bestuursniveau, bovendien kennen wij ook een rijke traditie van kleinere, op zichzelf staande sportverenigingen. Daarmee bedoel ik dat veel van die clubs sterk gegroeid zijn vanuit het lokale. Ze kennen nog geen cultuur waarbij ze uit eigen wil beginnen samenwerken met elkaar om groter en professioneler te worden. Zo focussen onze clubs zich momenteel vooral op sportbeleving in een traditioneel clubverband. Ze zoeken bijvoorbeeld erg weinig toenadering tot bedrijven of engageren zich nog niet spontaan in buurtsport. Nederland is hier anders in, daar zitten clubs veel meer ingebed in het sociaal weefsel. Of kijk naar Duitsland dat al het fenomeen van multiclubs kent die verschillende sporten samenbrengen, een grotere schaal ontwikkelen en daardoor een gezamenlijk professioneel secretariaat kunnen uitbouwen.

“De versnippering zorgt er mee voor dat Vlaanderen nog een lange weg af te leggen heeft op vlak van professionalisering.”

De versnippering zorgt er mee voor dat Vlaanderen nog een lange weg af te leggen heeft op vlak van professionalisering. Dat precies in een sector waar een professioneel management het per definitie al moeilijk heeft om voet aan de grond te krijgen.

In de sportsector staan sportieve prestaties sowieso altijd centraal. Alle aandacht richt zich daarop, vaak ten koste van het investeren in ondersteunende structuren. Bovendien steunt de werking van de meeste clubs voor het grootste deel op het engagement van vrijwilligers. Tot slot zorgt het sportieve niet alleen voor een serieuze brok emotionaliteit, maar ook voor een gevoel van permanente concurrentie ten aanzien van elkaar. Dat alles samen staat de vlotte samenwerking over clubs heen al snel in de weg.

Samenwerking, the only way yo go

Door samen te werken kan je sneller ervaring en middelen met elkaar uitwisselen. Op langere termijn kom je zo tot een gemeenschappelijke omkadering. Jammer genoeg gebeuren samenwerkingen op dit ogenblik enkel nog maar op projectbasis. Het zijn leuke prikkels, maar ze staan op dit ogenblik nog te veel los van de reguliere werking van een club. Dat moet op termijn veranderen, samenwerking en een opener werking moeten deel van het DNA van een sportvereniging worden.

Zo is het opvallend dat heel veel bedrijven voor bewegingsprogramma de reflex niet maken om samen te werken met sportclubs. Nu kijken ze steeds naar private partners terwijl ze allemaal de mond vol hebben van corporate social responsability en in sportclubs een perfecte partner zouden vinden.

Maar eigenlijk ligt de schuld evenzeer bij de sportclubs zelf. Die zouden zich vaak creatiever en opener kunnen opstellen. Doordat ze zich zo sterk op het sportieve focussen, laten ze kansen liggen. Zo zou een samenwerking met ondernemingen voor een alternatieve bron van financiering kunnen zorgen. Of zouden ze veel meer kunnen doen met die niet-georganiseerde sporter. In deze coronatijden slaan zoveel meer mensen aan het lopen, maar zien de atletiekclubs daardoor een stijging van het aantal leden? Mochten er vanuit de sportclubs andere formules aangereikt worden om die mensen te bedienen, dan bereiken ze meteen een ander publiek. Zo zien we in het buitenland wel al hybride concepten ontstaan zoals mindful running. Die openheid mis ik af en toe bij de sportclubs.

Slapend kapitaal

Nochtans is er binnen de clubs heel wat slapend kapitaal aanwezig. De vele ouders en vrijwilligers zijn vaak mensen met een eigen expertise die ook een serieuze meerwaarde zouden kunnen betekenen voor de professionele werking van de clubs. Clubs moeten ook willen betalen voor andere taken dan enkel de sportieve. We betalen voetballers elke week voor hun prestaties op het veld, maar zouden niet bereid zijn ook die boekhouders, communicatiemensen of andere professionals achter de schermen een billijke vergoeding te geven? Professioneel gestructureerde en gemanagede clubs nemen iedereen mee in het bad.

“Jongeren hanteren een meer holistische visie bij de keuze van hun job.”

Het is precies daarom dat bij het model dat professors Willem en Haerens ontwikkelden ter professionalisering van de clubs zoveel nadruk ligt op betrokkenheid.

We kunnen wel hard werken aan een professionele managementstructuur en zwaar inzetten op HRM, interne procedures of strategie; als die niet verder doorsijpelen naar de onderbouw, naar die vele vrijwilligers, blijven al die professionele tools dode letter. Ik vergelijk het met een ander stokpaardje van me: ethiek in de sport. We kunnen met het management wel een ethische code opstellen, maar dat betekent nog niet dat er meteen ook een ethisch management is...

“Niet alleen bestuurders, ook coaches, ouders en vrijwilligers moeten mee in het professionaliseringstraject van clubs”

Ik pleit er dan ook altijd voor om niet alleen de bestuurders van sportclubs mee te nemen in het professionaliseringstraject. Ook coaches, vrijwilligers, ouders moeten mee in het verhaal. Het is een benadering die werkt, dat zien we in ons project Clubgrade dat we de afgelopen twee jaar met succes uitgetest hebben over verschillende sportclubs in Vlaanderen en waarbij we het beleidsvoerend vermogen van de clubs konden verhogen.

In dat traject werken consultants, het VSF en Universiteit Gent nauw met elkaar samen. Het project werd positief geëvalueerd en zal de komende jaren verder uitgerold worden over Vlaanderen. Bedoeling is dat er een pool ontstaat van deskundigen die de professionalisering van de clubs mee kunnen begeleiden. Het verder ontwikkelen van die competentiepool is volgens mij één van de uitdagingen voor de komende jaren. Het is belangrijk dat sportorganisaties zich niet alleen in sportieve richting kunnen ontplooien, we moeten ook zorgen voor een actieve toeleiding op vlak van managementprofielen.

Buttom up-benadering

We gaan bij de begeleiding van clubs altijd uit van een bottom up-benadering. Het initiatief moet van de clubs zelf komen, zij moeten de eerste stap zetten. Forceren werkt niet. Die bottom up-benadering zorgt er wel voor dat de groei naar professionalisering vrij traag verloopt in onze contreien. Daarom zouden er af en toe wat meer incentives mogen komen.

Net zoals in de cultuursector zou het bijvoorbeeld niet slecht zijn als subsidies ook gekoppeld worden aan de mate waarin er over clubs, federaties en sectoren heen samengewerkt wordt. Daar kunnen de gemeenten gerust het voortouw in nemen.

Nu kennen we op Vlaams niveau subsidiëringsprogramma's met bijzondere aandacht voor innovatie, jeugd en laagdrempelig sporten. Als ik dan kijk naar het soort projecten dat er bijvoorbeeld op vlak van innovatie de revue passeren, dan stel ik jammer genoeg te vaak vast dat innovatie beperkt blijft tot de introductie van apps binnen de sport. Terwijl vernieuwing voor mij ook baanbrekende samenwerkingsvormen, andersoortige pakketten of het aanspreken van niet-evidente doelgroepen kan betekenen. ́

Er ligt dus nog heel wat werk op de plank, al merk ik dat de sector de afgelopen tien jaar al serieus geëvolueerd is. Overal zijn er beloftevolle projecten ontstaan. De kiem is gelegd, aan ons om ze actief te bemesten de komende jaren...


Over prof. dr. Annick Willem

Prof. dr. Annick Willem is doctor in de Toegepaste Economische Wetenschappen en hoofddocent aan de vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Gent.

Binnen haar onderzoek legt ze zich onder meer toe op het stimuleren van professionele samenwerkingsverbanden binnen de sportsector. Zo stond ze mee aan de wieg van het project Clubgrade dat sportclubs in Vlaanderen ondersteunt en versterkt op bestuurlijk vlak. Ze is daarnaast academisch verantwoordelijke voor de Belgian Olympic Academy, verantwoordelijk voor de afstudeerrichting Sportmanagement binnen de Master L.O. en Bewegingswetenschappen en docent van diverse opleidingsonderdelen in deze afstudeerrichting.

Sportclubondersteuning Sportclubs