Er is al veel inkt gevloeid over het statuut van de vrijwilliger. Er zijn al heel wat initiatieven genomen om de inzet van vrijwilligers te waarderen. En dat is goed. Alleen stellen we vast dat dé vrijwilliger niet bestaat. Vooral niet in een sportsector waar mensen vanuit hun passie engagement opnemen die het vrijblijvende vaak overstijgt.
Vrijwillig engagement
Onze maatschappij draait nog vaak op vrijwillig engagement. Dat is in de sportsector niet anders. Heel wat mensen zetten zich op een of andere manier in voor hun sportclub.
Het palet aan mogelijkheden om zich vrijwillig in te zetten is dan ook enorm:
Van kaartjesknipper bij thuiswedstrijden tot penningmeester. Van barshifts doen tot het organiseren van trainingen. Van drank voorzien op wedstrijden tot het trainerschap van een jeugdploeg.
Al deze mogelijkheden om zich vrijwillig te engageren, houden elk een andere mate van engagement in. Sporadisch helpen in een bar kan je niet vergelijken met een vrijwilliger die trainer is van een jeugdploeg. Want die moet er meerdere keren per week staan en heeft een verantwoordelijkheid ten aanzien van jongeren, hun ouders en de club. In een dergelijk kader is zijn engagement niet langer vrijblijvend. Er zijn wederzijdse verwachtingen ten aanzien van deze vrijwilliger en zijn engagement heeft een veel repetitiever karakter dan van een occasionele hulp.
Het lijkt tegen deze achtergrond dan ook niet correct dat alle vormen van vrijwillig engagement in de regeling op de vrijwilligersvergoeding op één hoop gegooid worden. Vooral omdat de plek van deze vergoeding in het leven steeds belangrijker wordt.
Uit onderzoek blijkt dat steeds meer mensen op zoek gaan naar én afhankelijk worden van een bijverdienste. In deze steeds duurder wordende maatschappij proberen steeds meer gezinnen om hun inkomen aan te vullen met extra inkomsten.
Sport blijkt hierbij geen interessante sector
Wat vaak start vanuit een passie, 1 van de 3 p’s (zie bovenstaande video), groeit uit tot een rol die veel tijd en engagement vraagt.
Je moet in bepaalde rollen in de sportsector constant aanspreekbaar zijn. Er worden (sportieve) prestaties resultaten verwacht, je bent mee het gezicht van een club.
We hebben het dan ook niet om zomaar een bij-job dus.
Bovendien worden ook van overheidswege nog erg veel bijkomende verwachtingen gesteld ten aanzien van deze bijverdienste. Wie bijvoorbeeld trainer wil zijn, die moet x aantal zaterdagen (onbezoldigd en met een examen op het einde) extra investeren om zijn vrijwillige bezigheid te mogen blijven uitoefenen…
Bovendien voelt de vrijwilliger ook de druk van zijn eigen gezin. Alle uren dat hij op het trainingsveld staat, kan hij zijn gezinsleden niet helpen in het huishouden. Alle matchen die hij als trainer coacht, kan hij zijn eigen kids niet bewonderen in hun vrijetijdsbesteding.
Als dan nog blijkt dat het inkomen dat een dergelijke ‘premium vrijwilliger’ uit zijn bijverdienste-hobby haalt, ontoereikend is om de levenskwaliteit van het gezin wezenlijk te verbeteren (door bijvoorbeeld met de verdiende centen een poetshulp te kunnen inschakelen). Dan lijkt het bijna evident dat de sportsector het steeds moeilijker heeft om gekwalificeerde sportlesgevers en trainers te vinden.
Gezonde sportarbeidsmarkt
Wie dan ook voor een gezonde sportarbeidsmarkt gaat, die moet ook pleiten voor een gezonde positie en erkenning van die zogezegde vrijwilligers. Want mensen die er elke week moeten staan en verantwoordelijkheid opnemen in de club en dat tegen een vergoeding (onkostenvergoeding, geen loon!) die niet marktconform is. Zullen op termijn onvoldoende gemotiveerd zijn om dat engagement vol te houden.
In die zin vraagt de regelgeving inzake vrijwilligers misschien wel enige verfijning.
Misschien moeten we voortaan een onderscheid maken tussen een vrijwilliger, een bijverdiener en een betaalde professional.
Hoe we het ook aanpakken, de sportsector heeft mensen met passie broodnodig.
En die gepassioneerde mensen, die hebben ook brood nodig.
In de volgende blog gaan we dieper in op de meerwaarde van een gediplomeerde lesgever.