
Hoe is de huidige relatie van de sportsector met tewerkstelling?
De sportsector in Vlaanderen en Brussel evolueert. Wat lange tijd vooral als een vrijetijdsbesteding werd gezien, groeit vandaag uit tot een domein waarin werk, professionalisering en structurele ondersteuning steeds centraler staan. Achter elke recreatieve of competitieve sportprestatie schuilt een netwerk van mensen dat almaar meer nood heeft aan structuur, erkenning en begeleiding – ook in termen van werk en loopbaan.
Van passie naar beroep
Steeds meer trainers, coördinatoren en ondersteunende medewerkers willen hun sportieve engagement overstijgen: van vrijwilligerswerk naar een duurzame job. Tegelijk willen sportclubs, sportdiensten en federaties hun werking versterken, zowel op sporttechnisch als organisatorisch vlak. De sportsector voelt dat de lat steeds hoger wordt gelegd.
Maar hoe staat de sportarbeidsmarkt er in Vlaanderen vandaag voor? Welke functies zijn er? Wie neemt welke rol op, en onder welk statuut? En hoe ver staan we met professionalisering?
Meten is weten – een noodzakelijke stap
Er bestaat tot op vandaag weinig cijfermateriaal over tewerkstelling in de sportsector. Dat maakt het moeilijk om gericht beleid te voeren of ondersteuningsmaatregelen op maat te ontwikkelen. Daarom startte Sportwerk Vlaanderen begin 2024 al een grootschalig en tweedelige bevraging naar:
- de bestaande functies en taken binnen sportorganisaties,
- de statuten waaronder die functies worden uitgevoerd.
Grootte en opzet
Uit de Vlaamse sportorganisaties werden 274 respondenten bevraagd: een representatieve mix van sportclubs, sportdiensten, federaties en andere actoren, actief in minstens 40 verschillende sporttakken. Negen ambassadeurs van Sportwerk interviewden hen via een vaste methodologie.
Belangrijkste bevindingen
1. Een wildgroei aan functies
Het onderzoek bracht 288 verschillende functies in kaart, uiteindelijk herleid tot 32 kernfuncties verdeeld over:
- Bestuurlijke functies (vb. bestuurslid, sportfunctionaris)
- Operationele functies (vb. trainer, jeugdcoördinator)
- Ondersteunende functies (vb. allround medewerker, logistiek medewerker, communicatie)
Aan deze functies werden – over de hele lijn – 609 taken gekoppeld, herleid tot 169 algemene taken.
We stellen een wirwar aan functietitels vast, met een samenraapsel aan taken binnen sportorganisaties. Gelijkaardige functies worden verschillend benoemd. Taken zijn vaak persoonsgebonden, en functies zijn niet altijd logisch afgebakend. De organische evolutie van functies binnen sportorganisaties zorgt voor een gebrek aan standaardisering.
Een heldere beschrijving van functies draagt bij aan een kwaliteitsvolle organisatie: (1)
Voor sportorganisaties biedt het de geruststelling dat alle noodzakelijke taken en rollen binnen de werking zijn ingevuld, waardoor blinde vlekken worden vermeden. Het voorkomt dat verantwoordelijkheden willekeurig verdeeld worden en ondersteunt een efficiënte, duurzame interne structuur.
Voor medewerkers zorgt het voor duidelijkheid over wat er precies van hen verwacht wordt. Het laat toe hun prestaties af te toetsen aan concrete criteria, en – waar nodig – bij te sturen. Bovendien kunnen medewerkers op basis van heldere functieomschrijvingen gerichter opgeleid, begeleid en geëvalueerd worden. Op langere termijn versterkt dit hun motivatie, hun groeikansen én de mogelijkheid tot professionele tewerkstelling in de sector.
2. Vrijwilligers blijven de ruggengraat
Niet minder dan 90% van de medewerkers in de sportsector werkt op vrijwillige basis. Binnen sportclubs loopt dit zelfs op tot 91%.
In sportdiensten is 86% van de medewerkers daarentegen professioneel tewerkgesteld. In federaties blijft het aandeel vrijwilligers hoog (92%), zelfs voor beleidsmatige taken.
Hoewel vrijwilligers het kloppende hart vormen van de Vlaamse sportsector, brengt deze realiteit ook grote uitdagingen met zich mee.
De sterke afhankelijkheid van onbezoldigde inzet legt druk op de duurzaamheid en ontwikkelingsmogelijkheden van sportorganisaties. Vrijwilligers nemen vaak taken op die in andere sectoren door professionals worden uitgevoerd. Ze dragen veel verantwoordelijkheden, maar beschikken niet altijd over de tijd, ondersteuning of bescherming die daarmee gepaard zou moeten gaan.(2)
Bovendien staat de beschikbaarheid van vrijwilligers onder druk. Werk- en privéleven laten steeds minder ruimte voor langdurige of intensieve engagementen. De grens tussen betrokkenheid en overbelasting is dun, zeker wanneer verwachtingen stijgen, maar de middelen uitblijven. Voor veel clubs wordt het daardoor steeds moeilijker om hun werking uit te bouwen, gestoeld op louter vrijwilligerswerk.(3)
3. Trainers: onmisbaar, maar zelden professioneel
De functie van trainer is met voorsprong de meest voorkomende in de Vlaamse sportsector. In totaal vertegenwoordigen trainers 39% van alle medewerkers, en binnen sportclubs stijgt dat cijfer zelfs tot 41%. Daarna volgen bestuursleden (20%) en allround medewerkers (9%) als meest voorkomende rollen. De inhoudelijke begeleiding van sporters staat duidelijk centraal in het dagelijks functioneren van clubs.
Toch werpt de prominente rol van de trainer ook vragen op over diens professionalisering. Uit het onderzoek blijkt dat slechts 8% van de trainers in sportclubs hun functie uitoefent als betaalde job (3% in hoofdberoep, 5% als zelfstandige). De overgrote meerderheid doet het werk vrijwillig (83%) of als bijverdienste naast een ander hoofdberoep (9%), bijvoorbeeld via verenigingswerk, flexi-jobs of studentenarbeid.
Deze cijfers tonen de kloof tussen de praktijk en de ambitie om tot een volwaardige sportarbeidsmarkt te komen. Terwijl de roep om kwaliteitsvolle begeleiding toeneemt, blijft de structurele verankering van de trainer als professioneel profiel bijzonder beperkt. Dit zorgt niet alleen voor kwetsbaarheid in de continuïteit van de werking, maar stelt ook fundamentele vragen over de geloofwaardigheid en duurzaamheid van de sportarbeidsmarkt.
De veelheid aan statuten – vrijwilliger, bijverdiener, zelfstandige – biedt weliswaar flexibiliteit, maar ook fragmentatie. Het ontbreekt aan structurele loopbaanpaden, aan contractvormen met toekomstperspectief en aan een ondersteunend kader waarin trainers zich professioneel kunnen ontwikkelen. Dat bemoeilijkt de uitbouw van sport als volwaardige arbeidsmarktsector.
Wat valt nog op?
Behoefte aan duidelijkheid en structuur
De poging om een algemene functiematrix te ontwikkelen bleek voorlopig niet haalbaar. De variatie in organisaties, functies en taken is te groot; de gegevens te versnipperd.
Weinig ruimte voor professionele ondersteunende functies
Cruciale rollen zoals HR, juridische ondersteuning of IT worden amper ingevuld door professionals. Slechts 2% van de medewerkers is actief in ondersteunende functies zoals administratief medewerker of financieel verantwoordelijke.
Vrijwilligers nemen taken op die elders voorbehouden zijn aan betaalde krachten
Strategisch beleid, sporttechnische leiding, communicatie: ook die domeinen rusten in veel gevallen op vrijwillige inzet.
En nu?
Dit onderzoek biedt een eerste nulmeting. Dankzij deze grondige inventarisatie weet de sector nu beter wat er is, en vooral: wat er ontbreekt.
De uitdaging voor de komende jaren is om deze inzichten te vertalen naar:
- gerichte ondersteuning voor sportorganisaties
- beleidsmaatregelen die professionalisering écht mogelijk maken
- een heldere en werkbare structuur voor functies en statuten
Met het decretaal vastgelegde mandaat van Sportwerk en de grote bereidheid binnen de sector zelf, zijn de fundamenten gelegd.
Hier stopt het niet. Hier begint het pas.
Meer weten?
Het volledige onderzoeksrapport met functieomschrijvingen en statuten is hier te raadplegen: https://sportwerk.be/media/Onderzoek-functiematrix-1.pdf
Extra bronnen
(1) Vrij naar: (PDF) Job Description as a strategic tool to boost business profitability
(2) Vrij naar: Kwalitatieve studie naar de ervaringen van vrijwilligers in België
(3) Vrij naar: Drop-out van sporttrainers bestudeerd vanuit het perspectief van de sportfederatie